Terug naar Archief en collectie in de kijker
Naar vorige pagina

Gepubliceerd op 18.11.2015

De nalatenschap van glazenier Michiel Leenknegt

Een traditioneel archief roept – al dan niet terecht - bij de meeste mensen het beeld op van stapels dozen oud en stoffig papier, weinig uitnodigend om in te gaan grasduinen. Een kunstenaars- of atelierarchief daarentegen past zelden in standaard dozen, is meestal heel kleurrijk en wekt onmiddellijk de nieuwsgierigheid door de enorme diversiteit van het materiaal. Naast de gebruikelijke stukken die je aantreft in een bedrijfsarchief of een persoonsarchief, vind je er kaften en rollen met tekeningen, schetsboeken, maquettes, een verzameling van beelden en voorwerpen als inspiratiebron. Een kunstenaar denkt en communiceert nu eenmaal in beelden. Een creatieve geest laat zich bovendien niet beknotten in ruimte en tijd – in een atelier van 9 to 5 – en zo zie je vaak een zeer sterke verstrengeling tussen het privé- en het bedrijfsarchief. Vrienden zijn vaak opdrachtgevers en opdrachtgevers worden vaak vrienden. In dagboekfragmenten of brieven schrijft de kunstenaar over de projecten waarmee hij bezig is, zijn twijfels, de moeilijkheden, de keuzes die hij maakt naar vorm en inhoud. Een nieuw idee wordt met enkele lijnen vastgelegd in een schets op de achterkant van een doodsbrief of een kindertekening. Geen snipper papier is veilig op zo een moment van inspiratie.

Neem nu het archief van schilder en glazenier Michiel Leenknegt (1912-1985), bewaard in KADOC-KU Leuven. Hierin kan je volgen hoe hij als jongeman uit het zeer kroostrijke gezin van metser Hendrik Leenknegt uit Rumbeke zijn aanleg voor tekenen en schilderen maximaal probeert te ontplooien door lessen te volgen aan academies in binnen- en buitenland. Zijn volharding en talent worden bekroond met talrijke prijzen. Hij vervolmaakt zich aan de academie van Antwerpen en wordt leerling van Gustaaf Van De Woestijne aan het Nationaal Hoger Instituut. Hij leert er schilders-glazeniers Jan Wouters en Jos Hendrickx kennen en zoals zij wordt hij aan de Vakschool voor Kunstambachten ingewijd in de taal en de techniek van het gebrandschilderde glasraam.

Zijn loopbaan bouwt hij op twee pijlers. Hij doceert de vakken kunstgeschiedenis en esthetica in het kunstonderwijs. Ook zijn papieren als directeur van de Stedelijke Academie van Oudenaarde (1952-1977) maken deel uit van zijn archief. Maar de hoofdmoot heeft betrekking op zijn zelfstandige activiteit als glazenier (1947-1984). Hij vestigt zijn atelier in de oude pastorie van Kwaremont (Kluisbergen). Gebrandschilderde glasramen zijn voor hem het medium bij uitstek om uiting te geven aan zijn diep religieus gevoel. Hij realiseert dan ook meerdere glasraamsuites voor kerken, klooster- en schoolkapellen. Zijn monumentale ramen ‘de schepping’ en ‘de verrijzenis’ voor de Sint-Jozefskerk in De Ginste (Oostrozebeke) vormen ongetwijfeld een hoogtepunt. Honderden tekeningen illustreren het creatieve proces tot en met de realisatie van deze kunstwerken: allerhande schetsjes waarin een eerste idee wordt afgetast dat vervolgens stilaan vaster vorm krijgt in meerdere voorontwerpen tot en met het definitieve ontwerp, in de presentatietekening wordt het voorgelegd aan de opdrachtgever, werktekeningen illustreren de fasen van uitvoering. Dossiers waarin onder meer briefwisseling met de opdrachtgever en de subsidiërende instanties bewaard is, stofferen het verhaal van deze verschillende projecten. Voer voor kunsthistorici, voor heemkundigen, voor restauratoren van deze kwetsbare kunstvorm.

Ook maakt hij tal van glascomposities voor privéwoningen, waarvoor hij inspiratie vindt in de mythologie, in de folklore en de natuur. Zo is bijvoorbeeld de mythe van Orfeus en Eurydice een thema dat hem zeer na aan het hart ligt en dat hij gedurende zijn hele leven opnieuw blijft vormgeven. Het is de lofzang voor zijn vrouw Elvire Verstraeten, die hij in hun prille huwelijk dreigde te verliezen aan een hevige infectieziekte.

Zoals zo vaak bij kunstenaarsarchieven bleven ook van het atelier Leenknegt de boekhoudkundige stukken niet bewaard. Dit lijkt het cliché te bevestigen dat kunstenaars hopeloos slordig zijn in hun administratie of dat het hen gewoon niet interesseert. Ook de erfgenamen koesteren vooral de artistieke nalatenschap en zo overleven zakenpapieren vaak de grote opruiming niet.

De erfgenamen van Michiel Leenknegt hebben naast het archief van hun vader en grootvader ook zijn creatieve gen gekregen. Zijn zoon Jan, die een tijdlang meewerkte in het atelier van zijn vader, en zijn dochter Hilde hebben elk de mogelijkheden van de materie glas verder geëxploreerd in onder meer kleurige glassculpturen. Kleindochter Elisabeth ontwerpt juwelen met glasparels.

Bronnen:

Steekkaart in Archiefbank: Archief Michiel Leenknegt. ca. 1940-1985.

Inventaris in Lias (klik links op ‘lokaliseer in de boomstructuur’)