Terug naar Archief en collectie in de kijker
Naar vorige pagina

Gepubliceerd op 11.11.2015

De collegejaren van een tekenaar: Morris bij de jezuïeten

Een allesomvattende biografie van Maurice De Bevere, alias striptekenaar Morris (1932-2001), is er nog niet. Raf De Mey dook voor het tijdschrift Stripgids in de archieven. Hij vond een schat aan informatie over de collegejaren van de bedenker van Lucky Luke en Jolly Jumper. Bovendien zocht hij ook voormalige klasgenoten op. Hoewel Morris geboren en getogen werd in Kortrijk, speelde een groot deel van zijn jeugd zich af in de Oost-Vlaamse provinciestad Aalst. Het Jezuïetencollege stond in zijn jonge jaren hoog aangeschreven. Zoals gebruikelijk in gegoede West-Vlaamse families werd de opvoeding van Maurice De Bevere zes jaar in handen van de Jezuïeten gelegd. Deze periode was richtinggevend en bepalend in zijn leven. Het is een publiek geheim dat de lijkbidders uit Lucky Luke geïnspireerd waren op enkele paters van de school.

Zoeken naar onderscheidingen of prijzen van Maurice De Bevere in de collegepalmaressen is vergeefse moeite. Hij was intelligent, maar een grote studax was het niet. Talen en geschiedenis boeiden hem. Als je ziet hoe zorgvuldig hij de geschiedenis van het Wilde Westen zou bestuderen is het wellicht de verdienste van zijn leerkrachten geschiedenis die hem de liefde voor het vak bijbrachten. Morris zou later als journalist aan de slag gaan. Bij het weekblad Robbedoesschreef hij jarenlang stukken over de geschiedenis van de strip.

Maurice wilde een heel andere invulling aan zijn leven geven en week fors af van het dwingende academische verwachtingspatroon van de Jezuïeten.

Zowel voor het scholierenblad Jong Leven als voor de flyer van een toneelstuk maakte hij tekeningen. In beide gevallen kaderen ze binnen de inspanningen van de paters om collegejongens cultureel te verheffen. Dit soort initiatieven sloot aan bij de favoriete leefwereld van Maurice De Bevere. Typerend hierbij zijn zowel de voorliefde voor individuele activiteiten als een voorkeur voor een rol op de achtergrond. Hij signeerde bijvoorbeeld nooit zijn tekeningen.

Toch was “Morriske” populair. Hij maakte tal van tekeningen en karikaturen die hij gul uitdeelde onder zijn medeleerlingen. Van de vele weggeschonken karikaturen is het merendeel mettertijd verloren gegaan. Enkele exemplaren bleven bewaard dankzij Maurice’s klasgenoot Jacques Boudewijns. Ze tonen een nog zoekende maar onmiskenbaar vlotte tekenstijl die schatplichtig was aan de toenmalige dagbladkarikaturen. Aangezien het gebruik van karikaturen van kennissen of bekende figuren en filmsterren later ook een kenmerkend onderdeel is geworden van de Lucky Luke-albums is de blijvende invloed van deze periode allerminst te onderschatten.

Het zou verkeerd zijn te denken dat Maurice enkel karikaturen tekende uit verzet tegen het gezag en de autoriteit van de paters. De vele karikaturen van klasgenoten tonen dit ook aan. In een aantal gevallen zal echter ongetwijfeld een onverholen plezier hebben geschuild in de milde vorm van wraak op het papier.

Jong Leven was het scholierenblad van het Sint-Jozefscollege dat vanaf 1928 werd gemaakt door en voor leerlingen. Vaak werden de verhalen erin geïllustreerd met schetsen of karikaturen. Enkele van hen kunnen met zekerheid aan Maurice worden toegekend. Zijn tekenstijl en onderwerpen zijn sterk herkenbaar en getuigen van een vlotheid die veelal ontbreekt in andere tekeningen. Aangezien Maurice De Bevere veel meer tekende dan zijn zeer beperkte bijdrage aan Jong Levendoet vermoeden, mag je besluiten dat hij dit enkel deed als het om een bijdrage ging die hij echt de moeite vond. Er is duidelijk een voorliefde aanwezig voor de satirische of parodiërende stijl van het wereldbekende Mad-magazine.

Kortom, het college was voor De Bevere een permanent atelier vol gewillige modellen. De ontwikkelde karikatuurtechniek zou een blijvend basiselement worden in zijn wereldberoemde Lucky Luke-strips. Het onderliggende Magis-ideaal van het christelijk humanisme – plus est en vous, heeft wel degelijk geresulteerd in een bewuste en succesvolle ontwikkeling van Morris zijn grootste talenten (tekenen en schrijven). In de strenge kwaliteitseisen en werkethiek die hij aan zichzelf oplegde, sluimert het didactische project van de Jezuïeten door. Aan hen komt de verdienste toe dat ze de basisvoorwaarden invulden voor De Beveres literaire ontwikkeling en zijn passie voor het verleden.

Bron:

Raf De Mey. De collegejaren van een tekenaar: Morris bij de jezuïeten. In: stripgids. jg. 9 nr. 42 (zomer 2015)